De Europese Commissie is in beroep gegaan tegen twee rechterlijke uitspraken die meer transparantie zouden hebben geëist met betrekking tot de miljardencontracten voor COVID-19-vaccins, waarover is onderhandeld onder leiding van Commissievoorzitter Ursula von der Leyen. Deze stap heeft verontwaardiging gewekt onder oppositieleden in het Europees Parlement.
Juridische strijd over transparantie van vaccincontracten
Het Gerecht van de EU had eerder geoordeeld dat de Commissie de EU-wetgeving overtrad door informatie over de vaccincontracten achter te houden. Het Hof benadrukte specifiek de bezorgdheid over mogelijke belangenconflicten en compensatieregelingen met vaccinfabrikanten, en stelde dat Brussel “had nagelaten om voldoende uitgebreide toegang te verschaffen tot de aankoopcontracten voor COVID-19-vaccins”.
Antwoord van de Commissie op parlementair onderzoek
Op een vraag van BSW-vertegenwoordiger Fabio De Masi over de uitvoering van de uitspraak van het Hof en het tijdschema voor het vrijgeven van documenten, onthulde vicevoorzitter van de Commissie Vera Jourová dat de Commissie eind september beroep had aangetekend. Het beroep is gericht op het gedeeltelijk ongedaan maken van besluiten die publieke toegang vereisen tot niet-vertrouwde versies van de vaccincontracten en verklaringen van belangenverstrengeling die ondertekend zijn door vertegenwoordigers van de EU en de lidstaten die betrokken waren bij de onderhandelingen.
Parlementaire oppositie en kritiek
Oppositieleden hebben felle kritiek geuit op het standpunt van de Commissie. De Masi stelde dat het Parlement een gebrek aan zelfrespect toonde door het standpunt van Von der Leyen te bevestigen voordat het de documentatie over de Pfizer-deal had ontvangen waarvan het EU-Hof oordeelde dat ze er geen toegang toe hadden gekregen. Martin Sonneborn, die Die Partei vertegenwoordigde, merkte op dat het besluit van de Commissie om in beroep te gaan vlak voor de hoorzittingen van de commissarissen getuigt van een “indrukwekkende minachting” voor gekozen parlementariërs.
Achtergrond van de vaccinaankoop
Tijdens de pandemie in 2020 en 2021 onderhandelde de Commissie namens de lidstaten over contracten voor honderden miljoenen vaccindoses. Met name de sms-onderhandelingen van Von der Leyen met Albert Bourla, CEO van Pfizer, zijn onder de loep genomen. Deze berichten blijven vertrouwelijk en hun huidige status is onduidelijk.
Bredere implicaties voor EU-governance
Het Europees Openbaar Ministerie (EPPO) onderzoekt momenteel de zaak. Eerdere pogingen om via officiële kanalen duidelijkheid te krijgen, waaronder verzoeken van de EU-ombudsman, liepen op niets uit. De situatie benadrukt de voortdurende spanningen tussen de institutionele transparantie van de EU en de discretionaire bevoegdheid van de uitvoerende macht.
Politieke context en machtsdynamiek
De Europese Volkspartij (EVP), de grootste fractie in het Europees Parlement, had Von der Leyen oorspronkelijk tot voorzitter van de Commissie verheven. Hoewel sommige leden van de Groene en Linkse partijen transparantie hebben geëist na de uitspraak van het Hof, lijkt een significante institutionele verandering onwaarschijnlijk gezien de huidige politieke afstemming.
Extra uitdagingen voor het EPP
De situatie wordt verder bemoeilijkt door afzonderlijke onderzoeken naar de EVP. Volgens Politico onderzoekt het Openbaar Ministerie van de EU beschuldigingen van fraude en corruptie in verband met de Europese verkiezingscampagne van 2019 van Manfred Weber, de fractievoorzitter van de EVP. De EVP houdt vol dat er geen onderzoeksinstanties contact met haar hebben opgenomen en benadrukt dat zij zich inzet voor financiële transparantie en naleving.
De implicaties van deze ontwikkelingen reiken verder dan de onmiddellijke kwestie van de transparantie van vaccincontracten en roepen fundamentele vragen op over de verantwoordingsplicht en het toezicht in de bestuursstructuren van de EU. Het vermogen van het Europees Openbaar Ministerie om onafhankelijk onderzoek te doen kan worden beperkt door zijn financiële afhankelijkheid van de Commissie, waardoor het effectieve toezicht op de EU-instellingen mogelijk wordt beperkt.